Dat ging maar net goed
Read / lees in : English
Ik dronk me nog wat moed in met Just’s heerlijke bier en vroeg hem om een auto met chauffeur voor me te regelen. Die moest me vanuit Atar, dat nog net in het oranje gebied op de BZ-kaart ligt, verder richting het rode oosten brengen. De volgende ochtend haalde Sidi me voor dag en dauw op en zetten we koers richting Ouadane. Een historisch stadje dat ooit floreerde omdat het op de trans-sahara karavaanroute lag. Tegenwoordig kun je er de overgebleven ruïnes bekijken en gaan alle souvenirwinkeltjes open zodra het nieuws, dat er een buitenlander rondloopt, als een lopend vuurtje door het dorp gaat. We waren hier gekomen via vrij goede verharde en onverharde wegen, maar gelukkig zou de volgende dag het avontuur echt beginnen. Bij het krieken van de dag slalomden we tussen de souvenirverkoopsters, die al uren voor de ingang van onze herberg lagen, door en reden de woestijn in.
Brandend zand
We hadden 160 kilometer voor de boeg met alleen maar zand. Geen weg, geen jeep track, helemaal niks. Mul zand, zover het oog reikte. Ik bedacht me dat we hooguit drie liter water bij ons hadden, geen redmiddelen zoals zandplaten en ik nog welgeteld één zakje pinda’s had. Maar Sidi oogde volkomen ontspannen achter het stuur, dus besloot ik ook maar om me geen zorgen te maken en te genieten van het afwisselende landschap. Zal je net zien, kwamen we juist op dat moment vast te zitten in een duin. Ondergetekende kon vervolgens de auto eruit drukken. Want ondanks de beloftes van BZ waren de terroristen, die mooi zouden kunnen helpen met drukken, in geen velden of wegen te bekennen. Net zo min als Lamme Frans. Daarna leek het me voor alle betrokkenen beter als ik zelf de touwtjes het stuur maar weer in handen zou nemen. Zo bereikten we, via een prachtige oase waar we thee dronken (overal krijg je thee), zonder verdere problemen Chinguetti.
Boudewijn zou zich omdraaien in zijn graf
Aangekomen in Chinguetti bezochten we een oude bibliotheek. De beheerder, een lieve oude man, trok handschoentjes aan om het delicate papier van de eeuwenoude boeken niet te beschadigen. Telkens nadat hij me een boek had laten zien smeet hij het echter met een boogje terug in de vitrine. Ik kon mijn lachen bijna niet inhouden. De volgende ochtend vertrokken we al weer vroeg, maar nog geen vijf kilometer buiten het dorp kreeg de auto kuren, motorproblemen. Dus ik dacht: ‘We zullen wel terug gaan om een monteur te zoeken in het dorp.’ Maar Sidi is geen watje. Hij mompelde iets over slechte diesel, maakte met ons laatste water het dieselfilter schoon en reed gewoon dieper de woestijn in. Gelukkig had ik nog wel pinda’s. Elke twee kilometer sloeg de motor af en naarmate we vorderden kostte het steeds meer moeite om hem weer aan de praat te krijgen. Inmiddels kwamen er dikke zwarte rookwolken uit de uitlaat, en de meest afgrijselijke geluiden uit het vooronder. Wonder boven wonder bereikten we uren later een geasfalteerde weg. Nog niet helemaal gerustgesteld telde ik de laatste kilometers, tot aan mijn koude potje gerstenat in de Bab Sahara, af. Dat haalden we gelukkig net, want pinda’s smaken nu eenmaal beter met bier.