Spannende tijden

Vind ik leuk
Vind ik leuk

Tijdens mijn rustdag in Imphal besloot ik de Lonely Planet eens te raadplegen om te kijken of er nog wat leuks te doen was in de buurt. Het dorpje Lungwa bij Mon in de provincie Nagaland was een tip, daar kun je kennismaken met koppensnellers. Hartstikke leuk natuurlijk en het was idyllisch gelegen op nog geen 450 kilometer afstand. Ik dacht nog: ‘Laat ik het rustig aan doen en niet dat hele stuk in één keer rijden’. Dus voor dag 1 stond een ritje van 289km gepland naar Mokokchung. ’s Morgens ging het nog lekker, maar in Kohima kwam ik in het verkeer vast te zitten en meteen na Kohima werd de weg met de kilometer slechter. Op een gegeven moment was het onmogelijk de gaten in het wegdek te ontwijken en kon ik alleen nog maar gokken welke het minst diep waren. In de dorpen was het zo mogelijk nog slechter, het lijkt wel of de heilige koeien het asfalt opvreten. Uiteindelijk duurde de rit elf uur waarvan de laatste drie in het stikdonker. Maar gelukkig hoefde ik de volgende dag nog maar 145 kilometer. Echter toen ik de volgende dag van Google Maps de National Highway 61 moest verlaten kwam ik op een weg terecht die meer op een rivierbedding leek. Nog 80 kilometer te gaan maar na vijf kilometer gaf ik op. De weg was zo onbegaanbaar, en er kwam ook niemand vanuit de andere richting, dat ik het niet meer verantwoord vond. Dus terug naar de 61 en die maar afrijden om om te kunnen rijden naar Sonari en het vanuit het noorden te proberen.

Ging ook niet helemaal lekker want bij Nazira was er een brug ingestort. Afijn, nog verder omrijden. Eenmaal in Sonari leek het me beter om eerst daar nog te overnachten en dan de volgende ochtend naar boven te rijden. Ik had nog maar net ingecheckt bij een varkensstal of er kwam een man aan die vroeg waar ik naartoe ging. Naar Langwa dus, bleek hij daar vandaan te komen en er een homestay te hebben. Hij ging er net naartoe dus ik kon zo achter hem aanrijden. Waarom ook niet? Maar alhoewel ik mijn koffer nog niet eens uit de auto had gehaald moest ik de varkensstal toch betalen. Ik maakte bezwaar maar toen werd de stemming snel grimmig wat mij deed besluiten eieren voor mijn geld te kiezen en toch maar te betalen. Na een kilometer of tien rijden gingen we eerst nog even wat eten, tenminste de man uit Langwa en zijn vrouw, ik vond het daar te smerig om te schijten. Na nog geen vijf minuten stond de tent ineens vol met militairen, de commandant wilde weten van wie die Kia was. Van mij dus, en wat ik van plan was, naar Mon en Langwa rijden. Dat was akkoord maar ik moest wel meteen vertrekken want hij kon mijn veiligheid ter plekke niet garanderen. Oef, hij kon mijn veiligheid niet garanderen met zeker tien tot de tanden bewapende militairen. Verder dan maar, totdat we bij de laatste checkpoint kwamen. Ik mocht niet verder, mijn visum gaf geen toestemming tot het betreden van ‘restricted areas’. Er moest een militair mee in mijn auto op weg terug naar het politiebureau in Tizit. Na vier uur soebatten, met onder andere de commandant van dat bureau (op slippers met een afgeknipte joggingbroek en een t-shirtje waar zijn buik onderuit kwam) kreeg ik toestemming van ze om naar Mon en Langwa te rijden. Alleen was het nu zo laat dat ze me adviseerden om in Sonari te overnachten. Afijn, ik terug naar de varkensstal waar ik immers nog een kamertje had, bleek dat die inmiddels weer was verhuurd. Ik boos natuurlijk, waarop ze eieren voor hun geld kozen en me mijn geld teruggaven. Gelukkig vond ik binnen tien minuten een ander hotel dat bovendien schoon was en met eigen badkamer en kabeltelevee. De kok was ook nog bereid een potje voor me te koken zodat ik na een enerverende dag toch nog lekker kon gaan slapen. Tenminste als die Hindu jongens op de hoek niet de hele nacht Hare Krishna in hun PA hadden lopen blèren.

Geef een reactie