Big brother
Man man man, ik had in Myanmar wel elke dag een stukje kunnen tikken. Als ik tenminste niet telkens een snipverkouden internetverbinding had gehad. Dan had ik bijvoorbeeld geschreven over afgelopen maandag, toen we op weg gingen van Yangon naar Kalaw. Een ritje van zo’n 650 kilometer. Zoals elke dag reden we om 7 uur ’s morgens weg, we kozen de enige snelweg in Myanmar en dus schoten we lekker op. Mede omdat de regering in al zijn wijsheid besloten heeft dat vrachtverkeer en brommers deze weg niet mogen gebruiken. We waren echter nauwelijks halverwege toen de politie van Kalaw opbelde om te vragen waar we in godsnaam bleven. Ze zaten al een tijdje op ons te wachten. Toen we uiteindelijk om een uur of vier aankwamen wilde ik weleens een hapje eten en dus zocht ik een restaurantje op. Daarna maakte ik een wandelingetje door het dorp om de benen te strekken, en omdat we de volgende ochtend al weer verder zouden gaan was het ook mijn enige kans om Kalaw op de foto te zetten. Maar dat ging helaas niet door, mijn gids kwam er op een brommertje aan, ik moest onmiddellijk mee naar het hotel waar de politie op ons wachtte. Die waren boos dat we zo lang onderweg waren geweest en bovendien moest ik, de gids, mijn auto en de politie samen op de foto. Bewijsmateriaal voor de autoriteiten dat ik me aan het reisplan hield. Ik heb me nog nooit zo onvrij gevoeld. En de volgende dag van het zelfde laken een pak, in het Inle meer werd ook al reikhalzend naar ons uitgekeken.