En we gaan nog niet naar huis
Eigenlijk zou ik een stukje over ons weekje in Seoul vanuit Ulaanbaatar schrijven maar de, anders altijd zo vriendelijke, Koreanen weigerden mij aan boord van de vlucht naar Mongolië te laten gaan. LucÃa hoefde alleen maar haar bloesje open te knopen brief, die we via internet hadden geregeld, en waarin de Mongoolse autoriteiten bevestigen dat ze welkom is te laten zien. Maar toen ze mij ook zo’n brief vroegen meldde ik trots dat ik een Nederlander ben, en dat wij geen visum of andere flauwekul nodig hebben om naar Mongolië te gaan. Dat was immers in september vorig jaar toen we vanuit China het land inreden ook niet nodig. Helaas bulgogi, terwijl wij in Fiji op het strand lagen te bakken hebben die mongolen stiekem de spelregels veranderd, waardoor wij vanaf 1 januari 2016 ook visumplichtig zijn op de steppen. Net als alle andere Europeanen trouwens. Behalve de Duitsers dan, want als je net als Duitsland bloedige oorlogen uitvecht, zoals de Mongolen dat ook plachten te doen onder leiding van hun nationale held Dzjengis Khan, dan schept dat blijkbaar een band en ben je te allen tijde welkom. Heel vervelend is het allemaal gelukkig niet, het is immers prettig toeven in Zuid-Korea dus we houden het hier nog wel een weekje uit terwijl we voor mij de papieren ook op orde maken. Kan de temperatuur aldaar mooi nog een beetje aantrekken voordat we arriveren ook. Het enige punt is eigenlijk dat de reis in zijn totaliteit wéér met minimaal een weekje uitloopt, dus van een tweede lustrum gaat het op deze manier wel komen natuurlijk.