Shangrila – Lhasa (deel 1)

We lachen als een boer met knallende koppijn
We lachen als een boer met knallende koppijn

Na onze eerste week in China was ik eerlijk gezegd een beetje bang dat het een (peper)dure vergissing was om naar dit land te komen. We raceten alleen maar over snelwegen van de ene hypertoeristische plek naar de volgende. Van het programma van de eerste week verheugde ik me eigenlijk alleen op Shangrila, en dat alleen maar omdat Gerard Joling daar zo’n mooi liedje over had. En als hij het zegt….. Echter het historisch centrum van Shangrila is vorig jaar in vlammen opgegaan en dus wordt er nu in hoog tempo een spiksplinternieuw historisch centrum neergezet. Uiteraard net zo toeristisch en commercieel als Dali en Lijiang waar we eerder waren. Een dag nadat we daar waren aangekomen werd onze gids (gelukkig) afgelost door de gids die ons door Tibet begeleidt. En toen ging het snel crescendo met onze reis. We kunnen stukken beter opschieten met Loden en vanaf Shangrila reden we, godzijdank, niet meer op snelwegen én passeerden we dagelijks verscheidene bergpassen. En als ik zeg bergpassen bedoel ik dus niet van die bergpassen voor beginners zoals de Stelviopas in Italië. We zijn namelijk in de uitlopers van de Himalayas dus hier klim je, zoals je op de pica linksboven kunt lezen, tot wel 5008 meter (een nieuw hoogterecord voor mijn auto en voor Lucía).

Na de eerste van de vier geplande etappes naar Lhasa, in Markam, kwam Loden met het heugelijke nieuws dat we de geplande route niet konden vervolgen vanwege een ingestorte brug. Dus mochten we van de route afwijken zonder afgeknald te worden. De alternatieve route was volgens hem: ‘very good road, the main road from east to west’, hetgeen zou blijken. Wij waren uiteraard niet de enigen die moesten omrijden waardoor we in de eerstvolgende stad, Chamdo, ternauwernood de laatste beschikbare hotelkamer, in een hotel dat eigenlijk geen buitenlandse gasten mag ontvangen, konden bemachtigen.

Tot Chamdo reden we over het algemeen nog op asfalt, maar nadat we de eerste obstakels van die dag zoals yaks en vallende rotsjes op het traject naar Bachen hadden overwonnen, schakelden we over op een onverharde éénbaansweg. Zo’n bergpas is uiteraard een stuk spannender en dus leuker, we zitten immers nog steeds in het regenseizoen, wanneer je er al glibberend en glijdend overheen moet en dan ook nog tegenliggers tegenkomt. Vooral omdat er geen vangrails zijn en sommige tegenliggers vrachtwagens zijn. De echt stoere mannen zijn overigens die vrachtwagenchauffeurs, maar hoe het is om in een vrachtwagen over zulke wegen te rijden zouden we snel genoeg aan den lijve gaan ondervinden….

Weer een stukje verderop in het dal waren ze met de weg bezig, die daardoor volledig was afgesloten. Na een uurtje wachten, om pak hem beet drie uur ’s middags, vroeg ik onze gids hoe lang het allemaal nog ging duren. ‘Vanavond om half negen gaat de weg weer open’, zei hij zonder blikken of blozen. De gemiddelde snelheid lag die dag tot dan toe op zo’n 20 km per uur en iedereen moest nog minimaal 80 kilometer tot het volgende stadje met overnachtingsmogelijkheden, Dengchen. Terwijl wij volgens het programma nog bijna 300 km moesten die dag. Ik zei dus dat het onacceptabel was dat we nog zo lang moesten wachten en dat ik met het opperhoofd van de bouw wilde praten. Samen zochten we hem op en hij bleek nogal verbaasd een blanke te zien. Per jaar zijn er maar een handvol westerlingen die per auto door China en Tibet reizen en normaal rijden die dus over die andere route. Dat gaf ons precies genoeg voordeel om hem te overreden de weg een kwartiertje te openen zodat iedereen er door kon.

Al met al hadden we toch een boel tijd verloren dus besloten we te overnachten in Dengchen, waar we om een uur of zeven aankwamen, om dan de volgende dag om vijf uur ’s morgens te vertrekken zodat we wellicht toch nog volgens schema in Lhasa zouden aankomen. Helaas dat liep even heel anders, maar daarover lezen jullie meer in mijn volgende post.

Geef een reactie